Laten we die muur niet onderschatten. Hij staat er nog en hij wordt verlicht door de reflectie van het zonlicht op het gras. Dit licht is voetlicht, theaterlicht. Het is een muur met losse stenen onderaan (ze worden s nachts losgeplast), vierkante gaten en geschiedenis. Muren zoals deze relativeren de gebeurtenissen. In dit perspectief wordt de man met de zware tuba niet eens zoveel ouder als de kinderen naast de boom. Ze zijn slechts de mensen van vandaag.
Het kleine meisje draagt een witte jurk en witte sokjes ook. Ze kijkt niet naar de jongen in zijn beste pak. Ze kent haar wereld. Als je mooi bent moet je zelf niet kijken, dan is het kijken aan de anderen. Mooi zijn is bekeken worden. Ze staat aan de rand van het heldere gras en boven het koppeltje is er de boog van het poortje in de muur. De kinderen kunnen op geen andere plek staan dan daar. De foto werd rond hen gemaakt. Zij zijn de hoofdrolspelers. De zware man met de tuba is de aandachtafleider. Met zes bierflessen, zonder etiket, een stoel en een partituur moet hij het kleine koppel beschermen voor al te aandachtige blikken. De foto maakt geen lawaai, dat is typisch voor foto?s, we horen dus niet dat hij vals speelt. Hij is er met zijn hoofd niet bij. En daarom is er de hond. Het is de waakhond met de scherpe tanden. Wild en onnozel rent hij naar de fotograaf met zwarte ogen, een droge bek en een staart van links naar rechts.
Maar er zijn ook de bomen. Ze filteren het licht, ze ademen de zomer, ze geven zuurstof aan de liefde.

©Johan de Vos